ICONISCHE HONDA

RC250M Exotisch én dominant


In de jaren tachtig waren fabrieksmotoren het nec plus ultra voor elke motorcrosser. Honda was absoluut toonaangevend op dat vlak. De ontwikkeling van speciaal gebouwde en unieke motoren begon al in de jaren zeventig, maar kwam pas in de eighties tot volle ontbolstering. De RC250M behoort tot de meest tot de verbeelding sprekende motoren ooit. De modellen tussen 1980 en 1985 waren niet alleen oogverblindend mooi, maar ook nog eens waanzinnig snel.

Eerste wereldtitel

Toen Honda begin jaren zeventig besloot zich op het motorcross te storten, namen ze de zaken meteen erg serieus. In de VS, de grootste markt voor offroad motoren, werden fabrieksmotoren in alle cilinderklassen gebouwd. In Europa gebeurde dat enkel in de 500cc-klasse. Dat is ook de klasse waarin Honda zijn eerste wereldtitel won. Graham Noyce werd in 1979 wereldkampioen aan het stuur van de Honda RC500M en toch kon het grote publiek pas in 1981 een productie Honda 500 cc kopen. Die leek echter in niets op de exotische fabrieksmotoren waarmee mannen als Malherbe, Thorpe en Geboers mee van de ene GP-zege naar de andere reden. De Honda Racing Corporation was oppermachtig in de jaren tachtig en tussen 1979 en 1992 won Honda 12 van de 14 wereldtitels. In de lagere klassen bouwde Honda alleen in de Verenigde Staten RC fabrieksmotoren.

Iconische status

De RC250M is de meest tot de verbeelding sprekende reeks. Honda won er zowel supercross kampioenschappen als outdoor titels mee. Donnie Hansen, David Bailey en Johnny O’Mara werden Amerikaans kampioen op de RC250M. Zowel de rijders als de motorfiets kregen een iconische status. In de VS werden fabrieksmotoren vanaf 1986 verboden. Dat betekende het einde van de motorfietsen met de handgemaakte frames, de lange en lage benzinereservoirs en de exotische onderdelen. Gek genoeg bleken Honda’s productieracers vanaf 1986 zelfs sneller dan de fabrieksmotoren van weleer. Maar ze hadden nooit dezelfde uitstraling, omdat iedereen de motoren waarmee de kampioenen reden, ook zelf kon kopen in de winkels.

Tekst gaat verder >>

Eric Geboers en de RC250M

Leuke anekdote: in Europa liet de FIM het gebruik van fabrieksmotoren nog iets langer toe. Maar omdat Honda enkel 500cc-fabrieksmotoren in Europa gebruikte, moest Eric Geboers in 1987 bij zijn overstap naar de kwartliters plots aan de slag met een motorfiets die er heel wat minder exotisch uitzag dan zijn RC500M van het voorgaande jaar. “Ik baalde niet van die motor, maar ik was er toch ook niet echt trots op,” vertelde de betreurde Geboers ooit. “Maar omdat we in Europa toch nog de vrijheid hadden om zaken grondig te veranderen aan de motor, begon mijn standaard ogende RC250M tegen het einde van het seizoen toch op een echte fabrieksmotor te lijken. We ontwikkelden de Delta Box Pro Link ophanging - die vanaf 1988 op elke productie Honda crosser zou komen -, kwamen tot een fel verbeterd blok en gebruikten een ander frame.” Uiteindelijk werd Geboers wereldkampioen in 1987 met de laatste exotisch ogende fabrieksmotor. Een jaar later werd hij ook 500cc-wereldkampioen met Honda en op die manier was Geboers ook de eerste die in alle klassen wereldkampioen werd. Honda stopte nooit met het bouwen van unieke motoren voor zijn toprijders en HRC speelt nog steeds een hoofdrol in de zoektocht naar wereldtitels en bij het ontwikkelen van nieuw materiaal dat uiteindelijk bij de klant terechtkomt. Dit jaar werd Tim Gajser voor de vierde keer wereldkampioen aan het stuur van een HRC Honda. De tijden waarin die motoren ook uiterlijk grondig verschilden van de standaardmotoren, liggen echter sinds lang achter ons. De RC250M was de vaandeldrager van een reeks motorfietsen die bij elke motorcross fan tot op de dag van vandaag nog steeds tot de verbeelding spreekt.