HONDA HELD

John Kocinski


Een man van weinig woorden, nog minder interviews, maar die z’n resultaten voor zich laat spreken. In de dertien jaren (1987 tot 2000) waarin John Kocinski op het hoogste niveau racet, wordt hij drie keer Amerikaans en twee keer wereldkampioen - z’n laatste wereldtitel in het zadel van Honda’s oppermachtige RC45.

Fabrieksrijder op z'n 17de

Al op z’n veertiende laden John Kocinski en z’n vader een motor op en karren samen richting Daytona Beach in Florida voor Johns eerste amateurwedstrijd. Eentje die de prepuber met beide vingers in de neus en z’n voeten op de carterhelften van het blok - hij kon niet eens aan de voetsteunen - wint, waardoor de interesse van onder meer Kenny Roberts is gewekt. Niet veel later biedt laatstgenoemde de kleine Kocinski een plekje in diens team en op een TZ250 aan: John Kocinski wordt op z’n 17de(!) al fabrieksrijder bij Yamaha. Erg prematuur vertrouwen, dat de kleine John evenwel niet beschaamt door drie opeenvolgende seizoenen kampioen te worden in de kwartliterklasse: in 1987,1988 én 1989 gaat het goud van de AMA-kampioenschappen in de 250cc naar de nog piepjonge Amerikaan. Zo!

Debuutkoning

In 1990 stuurt Yamaha z’n goudhaantje richting Europa om daar deel te nemen aan de 250cc wereldkampioenschappen wegrace. Als broekie dat de VS nooit heeft verlaten, verbaast Kocinski vriend en vijand met zes poleposities én zeven overwinningen op omlopen die hij nooit eerder van dichtbij had gezien, en zichzelf meteen tot wereldkampioen 250cc te kronen. De daaropvolgende jaren promoveert de Amerikaan naar de 500cc-klasse, waar hij eerst voor Yamaha uitkomt, aan de zijde van Wayne Rainey, en later ook bij Cagiva aan de slag gaat. Hoewel hij telkens dichtbij komt - met een vierde en twee derde plaatsen in het kampioenschap - slaagt Kocinski er nooit in om wereldkampioen te worden in de koninginneklasse.

Hoofdstuk Honda

Als Cagiva in 1996 de handdoek gooit in de 500cc-klasse, verdwijnt ook Kocinski van het strijdtoneel der GP’s. Al is hij niet van plan om in de schaduw rond te hossen: hij scoort meteen een transfer richting Ducati en bezorgt die nieuwe broodheer niet alleen een dubbele overwinning in z’n debuutweekend in het WSBK, maar ook een derde stek in het wereldkampioenschap Superbike in 1996. Een jaar later ruilt hij zijn Italiaanse zit voor het zadel van Honda’s RC45 in hetzelfde kampioenschap. Met succes: negen overwinningen blijken ruim voldoende voor de wereldtitel Superbike, tegen grootheden als Carl Fogarty, Colin Edwards, Noriyuki Haga en Pierfrancesco Chili. In 1998 en 1999 zou Kocinski opnieuw een poging wagen in het 500cc GP-circus, maar zonder noemenswaardige successen. In 2002 hangt de Amerikaan z’n helm definitief aan de wilgen.

En na de racerij?

Wel, voor een man die zoals gezegd geen moeite heeft om in het diepe te springen, hoeft het niet te verwonderen hoe ook het leven na de racerij - sinds 2002 - in enkele haarspeldbochten verloopt. Zo gooit Kocinski zich op de zakenwereld en is hij tegenwoordig een gelauwerde bouwpromotor. Daarenboven wordt Kocinski in 2015 nog ingehuldigd in de AMA Motorcycle Hall Of Fame en rijdt hij tot op heden flattrack-races in zijn geboorteland.