HONDA MOMENT
HONDA CB750 WINT DAYTONA 200 IN 1971

De Honda die eigenlijk niet eens ingezet zou worden als racemotor, wint in 1971 toch de Daytona 200. Hoe een Amerikaanse Honda werknemer aan de wieg stond van dit bijzondere Honda moment én hoe hem dat tenslotte de kop kostte, lees je in deze kleine geschiedenisles.


Honda onthulde de CB750-Four eind 1968 op de Tokyo Motor Show. Uiteraard wilden velen deze superbike meteen gaan inzetten als racemotor, maar Honda stond daar weigerachtig tegenover. De CB750 Four was specifiek voor de weg ontworpen. Bob Hansen, werknemer bij Honda America, stelde dat de CB750’s meer dan waarschijnlijk door amateurs gebruikt zouden worden in races en dat zou mogelijk PR-problemen opleveren als die niet wonnen. Dus wilde hij absoluut een Honda fabrieksteam in Amerika. Hij stelde dat de motoren minsten 150 mijl per uur gemiddeld moesten halen, zo’n 230 km/u op het circuit van Daytona, waar de race van 200 mijl niet enkel de opener van het seizoen was, maar ook de meest prestigieuze Amerikaanse race. Maar zijn punt scheen genegeerd te worden door Honda Japan. Een tijdje later, Hansen was z’n opzet al vergeten, kreeg hij een telefoontje vanuit Japan: 'Je krijgt vier motoren.'”
Eenmaal toegewijd aan het Daytona-project spaarde Honda kosten noch moeite, inclusief computersimulaties die voorspelden welke prestaties de CB750’s dienden te leveren om die gevraagde snelheid te halen. Vier kratten arriveerden net op tijd in Daytona. Samen met de motoren kwam ook Yoshio Nakamura aan, die normaal Honda's Formule 1-races in Europa leidde. Honda meende het dus. Toen Hansen en zijn team de kratten openden, konden ze hun ogen niet geloven. De CB750’s hadden een magnesium behuizing en zaten vol met titanium onderdelen. De vier machines werden geleverd met verschillende nokkenassen en leverden tussen de 90 en bijna 100 pk. Maar de primitieve computersimulaties konden een paar specifieke uitdagingen van Daytona niet simuleren. Door de snelle kombochten bleek vooral de olietoevoer voor problemen te zorgen. De Amerikaanse veteraan Dick Mann was de leidende Honda rijder, maar reed slechts een beperkt aantal rondjes in de trainingen om zijn motor te sparen. Hij kwalificeerde niettemin als vierde.
Bij de start van de race schoot Mann echter weg als de spreekwoordelijke pijl uit een boog. Vele van zijn tegenstanders vielen uit met technische problemen. Enkel Triumph-rijder Gene Romero zat Mann op de hielen. Nakamura wilde Mann aanmanen sneller te gaan, maar Hansen weigerde een direct bevel van Nakamura. En Hanssen kreeg gelijk. Het was Manns eerste overwinning in de 200 in 15 deelnames, dus iedereen reageerde dolenthousiast. En Honda scoorde mede daardoor een enorme hoeveelheid aandacht bij pers en publiek.
Voor Hansen was er echter een zure nasmaak. Hij had een Japanse overste tegengesproken. Toen hij na de Daytona 200 op kantoor kwam, kreeg hij een nieuw organigram onder de ogen zonder zijn naam erop. Hij nam de vlucht vooruit en nam ontslag. Jaren later zei iemand bij Honda tegen hem: “We hadden je niet op het organigram gezet omdat we een positie voor je wilden creëren waarin je alle vrijheid zou hebben om elk project na te streven!”
